Vele van de grootste speelgoedartikelen danken hun succes evenzeer aan marketing als aan uitvinding. Kinderen spelen al eeuwen met hoepels, ze rollen en draaien met stokken, gooien ermee, en draaien ze zelfs rond hun middel. In 1957 ontdekten Richard Knerr en Arthur “Spud” Melin, de oprichters van het speelgoedbedrijf Wham-O, dat kinderen in Australië tijdens de gymles met bamboehoepels rond hun middel draaiden. Binnen een jaar had Wham-O een holle hoepel gemaakt van het nieuw ontwikkelde plastic Marlex van Phillips Petroleum. Ze noemden hun creatie “Hula Hoop” naar de zwierige Hawaïaanse dans die de gebruikers leken na te bootsen. Wham-O verkocht 25 miljoen hoepels in slechts twee maanden, en de verkoop bereikte 45 miljoen dollar in het eerste jaar. Volwassenen kochten het speelgoed voor kinderen, maar probeerden de hoepels meestal eerst uit alvorens ze aan de kinderen te geven. Hoelahoeps zijn niet moeilijk om onder de knie te krijgen, maar ze bevoordelen de slank-getailleerden boven de peervormigen, en vrouwen boven mannen. De eerste pogingen zijn altijd hilarisch. Levendige persoonlijke marketing in parken, op speelplaatsen, en op universiteitscampussen creëerde de grootste rage van de jaren 1950.