Een handelsoverschot ontstaat wanneer de waarde van de uitgevoerde goederen en diensten hoger is dan de invoer. Dit betekent dat er een netto-instroom van binnenlandse valuta is vanuit buitenlandse markten. Het is een positieve meting van de handelsbalans van een land. Het is het tegenovergestelde van een handelstekort – wanneer de waarde van de invoer groter is dan de waarde van de uitvoer.
Export zijn producten en diensten die in uw eigen land worden gemaakt en aan buitenlandse consumenten worden verkocht, terwijl import de producten en diensten is die door uw binnenlandse consumenten van buitenlandse verkopers worden gekocht. Invoer en uitvoer maken deel uit van de internationale handel.
Wanneer een land een handelsoverschot heeft, heeft het meer controle over zijn munt en vermindert het risico dat een ander land de munt verkoopt – wat de waarde van de munt zou ondermijnen.
Een handelsoverschot wordt algemeen beschouwd als een goede indicator van de economische gezondheid van een natie – omdat het de aankoop van invoer goedkoper kan maken en kan voorkomen dat aankopen duurder worden.
Duitsland is er al verscheidene jaren in geslaagd een handelsoverschot te hebben. (Bron: destatis.de)
De economische gevolgen van een handelsoverschot
Veel economen zijn van mening dat een positieve handelsbalans kan bijdragen tot het scheppen van werkgelegenheid en het verhogen van de groei van het BBP. Bijna evenveel economen beweren echter dat de handelsbalans van een land een verwaarloosbaar effect heeft op de economische expansie.
In brede kring wordt aangenomen dat de export het BBP van een land doet toenemen, maar dat dit niet tot uiting komt in de prijzen van de exportproducten, d.w.z. de bijdragen van handelsoverschotten aan het BBP worden over het algemeen onderschat.
Een handelsoverschot wordt ook wel een gunstige handelsbalans genoemd.
Factoren die de handelsbalans beïnvloeden
- De productiekosten in de exporterende economie in vergelijking met die in de importerende economie.
- De beschikbaarheid en kosten van intermediaire goederen, grondstoffen en andere inputs.
- Wisselkoersschommelingen.
- Handelsbeperkingen en belastingen.
- Barrières zoals gezondheids- of veiligheidsnormen.
- De hoeveelheid voldoende deviezen die beschikbaar is om de invoer te betalen.
- De prijzen van in eigen land geproduceerde goederen.
Besparingspercentages en handelsoverschotten/tekorten
Landen als Duitsland en Japan, die een spaaroverschot hebben, boeken doorgaans elk jaar een handelsoverschot. China, een snelgroeiende economie, heeft de neiging om handelsoverschotten te hebben.
Naties met een hogere spaarquote hebben over het algemeen handelsoverschotten.
De VS en het VK, waar de spaarquote lager is, hebben echter de neiging om hoge handelstekorten te hebben. Dit is logisch – als mensen minder sparen, geven ze meer uit, vaak boven de productiecapaciteit van hun land (zodat de import het verschil goedmaakt).