Marshall Plan, formeel Europees Herstelprogramma, (april 1948-december 1951), door de V.S.gesponsord programma ontworpen om de economieën van 17 West- en Zuid-Europese landen te herstellen om stabiele omstandigheden te creëren waarin democratische instellingen zouden kunnen overleven.
De Verenigde Staten vreesden dat de armoede, werkloosheid en ontwrichting van de periode na de Tweede Wereldoorlog de aantrekkingskracht van communistische partijen op kiezers in West-Europa versterkten. Op 5 juni 1947, in een toespraak aan de Harvard Universiteit, opperde minister van Buitenlandse Zaken George C. Marshall het idee van een Europees zelfhulpprogramma, te financieren door de Verenigde Staten, met de woorden
De waarheid van de zaak is dat Europa’s behoefte aan buitenlands voedsel en andere essentiële produkten voor de komende drie of vier jaar – voornamelijk uit Amerika – zoveel groter is dan haar huidige vermogen om te betalen, dat zij substantiële aanvullende hulp moet hebben of een economische, sociale en politieke achteruitgang van zeer ernstige aard tegemoet kan zien.
Op basis van een gezamenlijk plan voor de economische wederopbouw van West-Europa, ingediend door een commissie die 16 landen vertegenwoordigde, gaf het Amerikaanse Congres toestemming voor de instelling van het Europees Herstelprogramma, dat op 3 april 1948 door de Amerikaanse president Harry S. Truman in wet werd omgezet. Oorspronkelijk werd hulp aangeboden aan bijna alle Europese landen, met inbegrip van die welke door de Sovjet-Unie militair waren bezet. De Sovjets trokken zich echter al spoedig terug uit het plan en werden spoedig gevolgd door de andere Oosteuropese naties die onder hun invloed stonden. Hierdoor bleven de volgende landen over om aan het plan deel te nemen: Oostenrijk, België, Denemarken, Frankrijk, Griekenland, IJsland, Ierland, Italië, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Portugal, Zweden, Zwitserland, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en West-Duitsland.
Onder leiding van Paul G. Hoffman verdeelde de Economic Cooperation Administration (ECA), een speciaal opgericht bureau, de volgende vier jaar voor 13 miljard dollar aan economische hulp, om de industriële en landbouwproductie te helpen herstellen, financiële stabiliteit tot stand te brengen en de handel uit te breiden. Het overgrote deel van de hulp bestond uit directe schenkingen en de rest uit leningen. Om de Europese deelname te coördineren, richtten 16 landen, onder leiding van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, het Comité voor Europese Economische Samenwerking op, dat een vierjarig herstelprogramma moest voorstellen. Deze organisatie werd later vervangen door de permanente Organisatie voor Europese Economische Samenwerking (OEEC), waartoe uiteindelijk ook West-Duitsland werd toegelaten.
Het Marshallplan was zeer succesvol. De betrokken West-Europese landen kenden in deze periode een stijging van hun bruto nationaal product met 15 tot 25 procent. Het plan droeg in hoge mate bij aan de snelle vernieuwing van de West-Europese chemische industrie, machinebouw en staalindustrie. Truman breidde het Marshallplan uit tot minder ontwikkelde landen over de hele wereld in het kader van het Point Four Programma, dat in 1949 van start ging.