Ligonier Ministries The teaching fellowship of R.C. Sproul

“Maar Stefanus, vol van de Heilige Geest, zag op naar de hemel en zag de heerlijkheid Gods, en Jezus, staande ter rechterhand Gods” (v. 55).

– Handelingen 7

De belangrijkste van de zeven diakenen die in Handelingen 6 apart waren gezet, was Stefanus. Stefanus werkte hard om bekeerlingen te maken onder andere Griekse Joden. Veel van die Joden bekeerden zich, maar er kwam verzet van leden van de vrijgemaakte synagoge, de synagoge van de Griekse Joden. Zij probeerden met Stefanus in debat te gaan, maar werden steeds verslagen. Daarom besloten zij een valse aanklacht tegen hem in te dienen, en Stefanus werd gearresteerd en terechtgesteld voor het Sanhedrin. Hij werd vals beschuldigd van het spreken tegen de wet van Mozes en tegen de tempel.
Acts 7 verhaalt Stefanus’ verdediging. Stefanus herhaalde de oudtestamentische geschiedenis en paste die vervolgens toe. Hij wees erop dat God het Joodse volk grote beloften en voorrechten had gegeven (Handelingen 7:4-8). Hij vestigde de aandacht op het feit dat hun voorouders Jozef hadden vervolgd, maar dat God Jozef heerser over Egypte had gemaakt (vv. 10), en dat Jozef later zijn broeders had gered (vv. 9-16). Hij wees erop dat Mozes probeerde Israël uit slavernij te bevrijden, denkend dat het volk zo’n bevrijding zou willen, maar hij werd afgewezen. De vijandigheid van de Israëlieten verdreef Mozes, en hij ging naar vreemdelingen (verzen 17-29).
God zond Mozes uiteindelijk terug, maar het volk kwam tegen hem in opstand, zowel toen hij voor het eerst verscheen als daarna herhaaldelijk nadat hij hen uit Egypte had geleid (verzen 30-39). Het volk keerde zich van God af en aanbad afgoden, en God gaf hen daaraan over (verzen 40-43). Dit alles, zei Stefanus, was van toepassing op de huidige situatie. “Jullie Joden hebben elke profeet vervolgd die ooit tot jullie is gezonden, en nu hebben jullie de Messias vermoord (verzen 51-53). U hebt de wet ontvangen, maar u hebt haar niet gehoorzaamd. Ik ben een verdediger van de wet,” zei Stefanus. “Jullie zijn het die haar haten, niet ik.”
Stefanus werd ook beschuldigd van het spreken tegen de tempel. In antwoord daarop wees hij erop dat de tabernakel en de tempel van het oude verbond slechts typen en symbolen waren van Gods hemelse tempel, en dat in het nieuwe verbond de typen zijn vervangen door de werkelijkheid (vv. 44-50). Toen zei Stefanus dat hij de geopende hemel kon zien, en de Zoon des mensen als ware Hogepriester staande aan de rechterhand van God (verzen 54-56). Woedend stenigden de Joden hem.

Coram Deo

Drie dingen in Stefanus’ toespraak maakten de Joden woedend: Hij wees erop (1) dat zij altijd de profeten hadden vervolgd; (2) dat de profeten vaak naar de heidenen waren gegaan en daar beter waren ontvangen; (3) dat de Grotere Tempel en Priester waren gekomen. Lees Handelingen 7 en neem zorgvuldig nota van deze thema’s en hoe ze worden gepresenteerd.

Passages voor verdere studie

Hebreeën 7:26-8:6; 9:1-28

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.