Een muzikale prelude is een inleiding tot een groter muziekstuk. In sommige gevallen kan het op zichzelf staan als een zelfstandig stuk, maar meestal wordt het gehoord als een voorwoord, dat muzikale thema’s kan introduceren die later in het werk worden ontwikkeld.
Hier is toch zeker een muzikale term die eenvoudig genoeg te definiëren is. Het woord ‘Prelude’ komt rechtstreeks van het Latijnse ‘praeludere’ – ‘voorspelen’. En dat was eeuwenlang de functie van de Prelude.
Het was deels een praktische noodzaak. Luitisten, die hun stemming en de akoestiek van de zaal wilden testen, improviseerden een klein opwarmstukje alvorens aan de slag te gaan.
Met de titel ‘Praeludium’ werd dit al gauw een vast onderdeel van het ritueel van het muziek maken. Kerkorganisten improviseerden ook preludes: 1) om vóór de dienst een passende devotionele sfeer te scheppen; en 2) om beginnende technische problemen weg te spoelen.
De ‘koraalpreludes’ van JS Bach en zijn tijdgenoten (preludes gebaseerd op een hymnedeuntje) werden over het algemeen gecomponeerd met functie 1 in gedachten – en misschien soms ook functie 2.
Maar het feit dat je – op papier althans – een apart, op zichzelf staand stuk kon hebben met de naam ‘prelude’ betekende een gedenkwaardige verandering.
In de Barok waren de meeste stukken met de naam ‘prelude’ nog bedoeld om iets in te leiden: een instrumentale suite misschien, of een groots contrapuntisch vertoon, zoals in Bachs ontzagwekkende tweedelige verzameling van 48 Preludes en Fuga’s (Het Wohltemperierte Klavier).
Zelfs daar echter is het ‘inleidende’ karakter van sommige preludes twijfelachtig: klinkt de Es grote Fuga in Boek I niet als een relatief lichtgewicht coda voor de magnifieke ‘Prelude’ die in de meeste uitvoeringen triomfantelijk op de voorgrond treedt?
Khopin zal soortgelijke gedachten hebben gehad toen hij de eerste grote set van 24 Preludes creëerde – het is verleidelijk om ze ‘Preludes zonder Fuga’s’ te noemen. Maar tegen die tijd was het woord ‘prelude’ algemeen gangbaar geworden in de Romantiek.
De romantici hielden van onvolledigheid: ruïnes, fragmenten, onvoltooide uitspraken die leken te wankelen op de rand van het onuitsprekelijke. De notie van een ‘prelude tot… wat?’ fascineerde hen.
De partituur van Liszts symfonisch gedicht Les préludes heeft een literair voorwoord dat opent met een vraag: ‘Wat is ons leven anders dan een reeks preludes op die onbekende Hymne, waarvan de eerste en plechtige noot door de Dood wordt geïntoneerd?’
En van daar naar Debussy’s Prélude à l’après-midi d’un faune – een werk dat voortdurend balanceert op de drempel van wat de Fransen ‘le petit mort’ noemen – is misschien toch niet zo’n grote stap. Dit alles uit de opwarmoefening van een luitist…
Dit artikel is voor het eerst verschenen in het oktobernummer 2011 van BBC Music Magazine