1. Beslis welk atoom het centrale atoom is in de structuur.
Dat is normaal het minst elektronegatieve atoom (#”Mn “#).
2. Teken een skeletstructuur waarin de andere atomen enkelvoudig aan het centrale atoom gebonden zijn:
#color(white)(mml) “O “#
#color(white)(mmll)|#
#”O-Mn-O “#
#color(white)(mmll)|#
#color(white)(mml) “O “#
3. Zet elektronenparen rond elk atoom totdat elk atoom een octet krijgt.
#color(white)(mm)”:Ö: “#
#color(white)(mmll)|#
#”:Ö-Mn-Ö:”#
#color(white)(m)” ̈ color(white)(ml)|color(white)(mml) ̈#
#color(white)(mm)”:O: “#
#color(white)(mmm) ̈ #
4. Tel de valentie-elektronen in je proefstructuur (32).
5. Tel nu de valentie-elektronen die je daadwerkelijk beschikbaar hebt.
#”1 Mn + 4 O + 2e”^”-” = 1×2 + 4×6 + 2 = 28″#.
De proefstructuur mist vier elektronen.
6. Teken een nieuwe structuur, dit keer met een dubbele binding voor elk ontbrekend elektronenpaar en geef elk #”O “# atoom een octet:
#color(white)(mm)”:Ö:”#
#color(white)(mmll)|#
#”:Ö=Mn=Ö: “#
#color(white)(mmll)|#
#color(white)(mm)”:O: “#
#color(white)(mmm) ̈ #
Note: Het #”Mn “# atoom kan een “uitgebreid” octet hebben.
7. Gebruik de VSEPR-theorie om de moleculaire geometrie te bepalen.
Er zijn vier bindende elektronendomeinen en geen lone paren rond het #”Mn “# atoom.
Dit is een #”AX”_4# molecuul.
De moleculaire geometrie is tetrahedraal.