Audio Transcript
Historicus Michael Reeves schuift weer aan vanuit het Verenigd Koninkrijk, en valt deze week in voor John Piper. Michael, bidden tot Maria is een opvallend fenomeen in de Rooms Katholieke Kerk, opvallend voor ons Protestanten. Zelfs in de meest recente Catechismus blijft het Vaticaan de waarde en het belang van aan Maria gewijde liturgieën en feesten en gebeden uitspreken. Hoe heeft deze praktijk zich dan in de loop der tijd ontwikkeld? Waarom bidden katholieken tot Maria?
Oké, het verhaal bestaat uit twee delen. En het eerste deel begint heel goed. Vanaf de allereerste dagen hebben de kerk en haar theologen Paulus’ visie in Romeinen 5:12-21 van de twee mannen Adam en Christus, die het lot van alle mensen bepalen, opgevat als een zeer sterk overheersend beeld in de verlossing. Er zijn twee mannen – Adam en Christus. En wij allen zijn afhankelijk van één van hen voor onze verlossing. In Adam zijn wij allen gevallen. In Christus worden zij gered, die met Hem verenigd zijn.
Mary als Middelaar?
Nu werd dat zo’n sterk kenmerk in de theologie van de vroege kerk, dat mensen begonnen te denken, wat is Eva’s plaats in deze? Het was niet alleen Adam die viel. Eva was ook gevallen. En zo begonnen ze een man en een vrouw te zien als de oorsprong van onze verdoemenis. En om een mooi geheel te zien als deze eerste Adam en een laatste Adam – volgens Paulus in 1 Korintiërs 15:22 – begonnen sommige theologen te spelen met het idee dat er een eerste Eva was en een laatste Eva die Maria zou zijn. En dit begon zich heel, heel langzaam te ontwikkelen tot het idee dat Maria op de een of andere manier een medepartner zou kunnen zijn in het verlossingswerk. En zo geloofde paus Johannes Paulus II in Maria als medeverlosseres, een verlosser naast Christus, wat natuurlijk lijnrecht ingaat tegen wat je leest in Handelingen 4:12: “Er is onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven waardoor wij moeten worden gered” – Jezus Christus.
“Sommige theologen begonnen te spelen met het idee dat er een eerste Eva was en een laatste Eva, die Maria zou zijn.”
Dat was een theologisch traject. Het deed in de volksmond niet veel voor het bidden tot Maria, totdat er iets anders gebeurde. Dus van AD 500 tot 1500 of zo, was er om verschillende redenen een tragisch verval in de kennis van God. Het evangelie werd steeds meer afgezonderd. Kennis ervan werd beperkt tot kloosters. Mensen werden niet goed onderwezen. En naarmate de kennis van God afnam, verdween Christus naar de hemel. De mensen voelden dat ze hem niet konden benaderen. Ze kenden hem niet als verlosser. En dat zo zijnde, als je Christus niet kunt benaderen als een barmhartige en trouwe hogepriester die voor ons zal bemiddelen, hebben we bemiddelaars nodig tussen ons en Christus zelf.
Dus de gedachte groeide: Welnu, als ik Christus niet kan benaderen, zal ik zijn moeder benaderen die een goed woordje voor mij zal doen bij Christus. En zo begonnen mensen te bidden tot Maria, die zou bidden tot Christus, die zou bemiddelen bij de Vader. Dit begon zelfs nog sterker te worden. Maria zelf begon deze zeer verheven positie te verwerven als de Koningin van de Hemel en dus dachten de mensen, ik moet tot haar moeder bidden om een goed woordje voor haar te doen, die een goed woordje voor mij zal doen bij Jezus. En zo begon de cultus van Anne, Anne is de moeder van Maria. En als je het verhaal van Maarten Luther leest, zie je dat hij als jonge man, student rechten, door een bliksemschicht tegen de grond wordt geslagen. De verklaring die uit zijn mond komt is: St. Anne, help me. Ik zal monnik worden. En Luther had tot dan toe nooit durven bidden tot God zelf. Hij zou alleen bidden tot heiligen – bemiddelaars tussen ons en Christus.
Beter in Christus
En het andere wat we volgens mij bij Luther zien, is omdat Luther voelde dat hij God niet kon liefhebben – inderdaad, Luther zei: Ik haatte de rechtvaardige God die zondaars veroordeelde – je moet je hart en je genegenheid ergens plaatsen op iemand die er lieflijk uitziet. En omdat Christus er niet lieflijk uitzag, zeiden Luther en zijn medemonniken dat ze hun genegenheid ergens anders op Maria en op de heiligen richtten. Maria, deze moederfiguur, leek een medelijden te hebben dat Jezus niet had. En dat verklaart, denk ik, waarom als je vandaag bijvoorbeeld met een Italiaanse rooms-katholiek praat, je vaak een sterk gevoel krijgt van hoezeer Maria niet alleen een belangrijke figuur voor hen is, maar dat ze van haar houden. Er is een echte warmte van genegenheid. En ik denk dat dat opnieuw de opvatting verraadt dat Christus geen barmhartige en trouwe hogepriester is. Daarom heb je iemand nodig die dat werk voor hem doet.
“Naarmate de kennis van God afnam, trok Christus zich terug in de hemel. De mensen voelden dat ze hem gewoon niet konden benaderen.”
En zo zou Hebreeën 4:14-16 het theologische antwoord zijn dat je zou geven aan iemand die tot Maria bad: Jezus is onze “grote hogepriester” en we kunnen rechtstreeks tot hem gaan.
Ik denk dat dat volkomen juist is, want als ik gewoonweg oneerbiedig zou zijn tegenover Maria, dan is dat geen productieve weg vooruit. Maar om te zeggen dat al het mededogen en de verlossing die u in Maria zoekt, beter in Christus te vinden zijn, neem ik niets van u weg. Ik bied u een beter evangelie aan, een waarachtiger, genadiger God.