In de haven van Boston gaat een groep kolonisten uit Massachusetts, vermomd als Mohawk indianen, aan boord van drie Britse theeschepen en dumpen 342 kisten thee in de haven.
De middernachtelijke overval, in de volksmond bekend als de “Boston Tea Party”, was een protest tegen de Tea Act van 1773 van het Britse parlement, een wet die bedoeld was om de wankelende Oost-Indische Compagnie te redden door de theebelasting sterk te verlagen en haar een virtueel monopolie op de Amerikaanse theehandel te geven. Door de lage belasting kon de Oost-Indische Compagnie zelfs thee die door Nederlandse handelaren naar Amerika werd gesmokkeld, onderbieden, en veel kolonisten zagen de wet als het zoveelste voorbeeld van belastingtirannie.
LEES MEER: 7 Gebeurtenissen die leidden tot de Amerikaanse Revolutie
Toen drie theeschepen, de Dartmouth, de Eleanor en de Beaver, in de haven van Boston aankwamen, eisten de kolonisten dat de thee naar Engeland zou worden teruggestuurd. Nadat gouverneur Thomas Hutchinson van Massachusetts weigerde, organiseerde patriottenleider Samuel Adams de “tea party” met ongeveer 60 leden van de Sons of Liberty, zijn ondergrondse verzetsgroep. De Britse thee die in de nacht van 16 december in de haven van Boston werd gedumpt, werd geschat op zo’n 18.000 dollar.
Het parlement, woedend over de schaamteloze vernieling van Britse eigendommen, vaardigde in 1774 de Coercive Acts uit, ook wel bekend als de Intolerable Acts. De Coercive Acts sloten Boston voor de koopvaardij, stelden een formeel Brits militair bestuur in Massachusetts in, maakten Britse functionarissen immuun voor strafrechtelijke vervolging in Amerika, en eisten van kolonisten dat zij Britse troepen inkwartiering gaven. De kolonisten riepen vervolgens het eerste Continentale Congres bijeen om een verenigd Amerikaans verzet tegen de Britten te overwegen.