Soms waarschuwt het weerbericht voor “sleet,” in plaats van sneeuw. Wanneer meteorologen in de Verenigde Staten deze term gebruiken, bedoelen ze kleine ijskorrels (maximaal ter grootte van een erwt) die ontstaan wanneer vallende sneeuw smelt en vervolgens snel weer bevriest. (In het Verenigd Koninkrijk wordt met natte sneeuw meestal een winterse mix bedoeld). Deze korrels stuiteren meestal wanneer ze de grond raken. Ijzel kan gevaarlijk zijn, omdat het wegdek er snel mee bedekt raakt en rijden gevaarlijk wordt.
Sneeuw ontstaat in luchtlagen (warm boven koud)
Om te begrijpen hoe ijzel ontstaat, is het handig om te weten hoe sneeuw ontstaat.
De lucht het dichtst bij het aardoppervlak – de laag waar het weer zich afspeelt – wordt de troposfeer genoemd. Over het algemeen geldt dat hoe hoger je in de troposfeer komt, hoe kouder de lucht wordt.
Tijdens de vorming van neerslag, als de temperatuur op of onder het vriespunt, 0°C (32°F), op wolkenniveau is, bevriest het water in de lucht tot ijskristallen, en de kristallen kleven aan elkaar om sneeuw te maken. De sneeuw begint te vallen, en als de luchtkolom helemaal van de wolken naar de grond ijskoud is, blijft de neerslag bevroren. Het valt gewoon als sneeuw.
Soms treedt er echter een temperatuurinversie op. Normaal daalt de temperatuur naarmate de hoogte toeneemt. Er is sprake van een temperatuurinversie wanneer een laag warme lucht tussen de grond en de wolken binnendringt.
Onder deze omstandigheden smelt de vallende sneeuw, wanneer deze de laag warme lucht bereikt. Dan raakt het de laag koude lucht net boven het aardoppervlak en bevriest opnieuw. Dit gebeurt allemaal heel snel, en het resultaat zijn kleine ijskorreltjes die ijzel worden genoemd.
Sneeuw, ijskoude regen, hagel … Wat is het verschil?
De omstandigheden die leiden tot aanvriezende regen zijn vergelijkbaar met die voor natte sneeuw: Sneeuw valt door een laag warme lucht en smelt tot regendruppels, en wordt dan onderschept door een laag ijskoude lucht vlak boven het aardoppervlak. Wanneer die onderste koude luchtlaag dun is, heeft de gesmolten sneeuw niet de tijd om te bevriezen terwijl het er doorheen valt. Het raakt de grond als vloeibaar water – regen – en bevriest dan wanneer het een ijskoud oppervlak raakt, zoals een boomtak, een weg, of een brug.
Hagel bestaat ook uit ijskorrels, maar hagelstenen zijn groter dan de kleine korrels waaruit natte sneeuw bestaat. Hagelstenen ontstaan wanneer de door onweersbuien opgewekte opwaartse stromingen (die vaker voorkomen in de lente en de zomer dan in de winter) waterdruppels snel hoog in de troposfeer optillen, waar ze bij zeer lage temperaturen bevriezen en vervolgens vallen.