Wat is de Royal Proclamation?
De Royal Proclamation is een document dat richtlijnen bevatte voor Europese vestiging van Aboriginal gebieden in wat nu Noord-Amerika is. De Royal Proclamation werd aanvankelijk uitgevaardigd door koning George III in 1763 om officieel aanspraak te maken op Brits grondgebied in Noord-Amerika nadat Groot-Brittannië de Zevenjarige Oorlog had gewonnen. In de Royal Proclamation wordt het eigendom over Noord-Amerika toegekend aan koning George. In de koninklijke proclamatie wordt echter uitdrukkelijk verklaard dat het eigendomsrecht van de Aboriginals heeft bestaan en blijft bestaan, en dat al het land als Aboriginal land wordt beschouwd totdat het bij verdrag wordt afgestaan. De Proclamatie verbiedt kolonisten land op te eisen van de Aboriginal bewoners, tenzij het eerst door de Kroon is gekocht en daarna aan de kolonisten is verkocht. De Royal Proclamation bepaalt verder dat alleen de Kroon land kan kopen van de First Nations.
De meeste inheemse en rechtsgeleerden erkennen de Royal Proclamation als een belangrijke eerste stap in de richting van de erkenning van bestaande Aboriginal rechten en aanspraken, waaronder het recht op zelfbeschikking. In dit opzicht wordt de Koninklijke Proclamatie soms “de Indiaanse Magna Carta” genoemd. De Royal Proclamation legde de basis voor het proces van het sluiten van verdragen. Voor het sluiten van verdragen is het bijvoorbeeld gebruikelijk dat beide partijen – de First Nation en de regering – aanwezig zijn, dat er een vorm van instemming tussen de twee is en dat de First Nation wordt gecompenseerd voor land of hulpbronnen die worden afgenomen. De Royal Proclamation is echter ontworpen en geschreven door Britse kolonisten zonder inbreng van de Aboriginals, en legt duidelijk een monopolie vast over land van de Aboriginals door de Britse Kroon.
Is de Royal Proclamation nog steeds geldig?
Sommigen beweren dat de Royal Proclamation nog steeds geldig is in Canada, omdat geen enkele wet de Royal Proclamation terzijde heeft geschoven.1 De Royal Proclamation is verankerd in sectie 25 van de Constitution Act; deze sectie van het Handvest van Rechten en Vrijheden garandeert dat niets de in de Proclamation uiteengezette rechten van de Aboriginals kan beëindigen of aantasten. De koninklijke proclamatie was ook van toepassing op de Verenigde Staten; door de onafhankelijkheid van Groot-Brittannië na de Revolutionaire Oorlog was zij echter niet langer van toepassing. De Verenigde Staten creëerden echter uiteindelijk hun eigen soortgelijke wet in de Indian Intercourse Acts.
Ondanks argumenten dat de Proclamatie nog steeds geldig is, hebben Aboriginal volken voortdurend hun bestaande eigendomsrecht op het land moeten bewijzen door middel van juridische geschillen. In het bijzonder in British Columbia is deze kwestie een belangrijk punt van zorg geweest onder Aboriginal groepen. Het overgrote deel van de provincie is nooit door de Aboriginal bevolking afgestaan, met als gevolg het argument dat de niet-Aboriginal bevolking in B.C. op gestolen land woont. De Provincie Brits Columbia heeft volgehouden dat de Royal Proclamation niet van toepassing is op B.C. omdat het nog niet door de Britten was gevestigd toen de Proclamation in 1763 werd uitgevaardigd.2 Dit perspectief wordt sterk betwist door regeringsfunctionarissen, academici en het publiek, waarvan sommigen beweren dat de Proclamation van toepassing zou zijn geweest op B.C. toen de Britse soevereiniteit in de provincie werd gevestigd.
Wat zegt de Royal Proclamation?
Hier volgt een uittreksel van de Koninklijke Proclamatie van 1763 dat specifiek handelt over Aboriginal volkeren:
En overwegende dat het rechtvaardig en redelijk is, en essentieel voor ons Belang, en de Veiligheid van onze Koloniën, dat de verschillende Naties of Stammen van Indianen met wie wij verbonden zijn, en die onder onze Bescherming leven, niet mogen worden lastig gevallen of gestoord in het bezit van die delen van onze Dominions en Territories als, die niet aan ons zijn afgestaan of door ons zijn gekocht, aan hen, of aan een van hen, zijn voorbehouden als hun jachtgebied – Wij verklaren daarom, met het advies van onze Geheime Raad, dat het onze Koninklijke Wil en Genoegen is, dat geen enkele Gouverneur of Opperbevelhebber in een van onze Koloniën Quebec, Oost-Florida. of West-Florida, onder welke voorwendsel dan ook, landmeetkundige bevelen zal afgeven, of patenten zal verlenen voor land buiten de grenzen van hun respectievelijke regeringen. zoals beschreven in hun Commissies: en ook dat geen gouverneur of opperbevelhebber in een van onze andere koloniën of plantages in Amerika voorlopig, en tot ons verdere genoegen, aanneemt om onderzoeksbevelen te verlenen, of octrooien te verlenen voor enig land voorbij de hoofden of bronnen van een van de rivieren die vanuit het westen en noordwesten in de Atlantische Oceaan vallen, of op welk land dan ook, dat niet is afgestaan aan of gekocht door ons zoals voornoemd, is voorbehouden aan de genoemde Indianen, of een van hen.
En voorts verklaren wij dat het onze koninklijke wil en ons koninklijk genoegen is, voor het heden, zoals voornoemd, om onder onze soevereiniteit, bescherming en heerschappij, voor het gebruik van de genoemde Indianen, al het Land en Gebieden voor te behouden die niet zijn inbegrepen binnen de grenzen van onze genoemde drie nieuwe Regeringen, of binnen de grenzen van het gebied dat aan de Hudson’s Bay Company is toegekend, alsmede alle landen en gebieden die ten westen liggen van de bronnen van de rivieren die vanuit het westen en noordwesten in de zee vallen, zoals voornoemd.
En wij verbieden hierbij ten strengste, op straffe van ons ongenoegen, al onze liefhebbende onderdanen om welke aankoop of nederzetting dan ook te doen, of bezit te nemen van welk van de hierboven gereserveerde Landen dan ook, zonder onze speciale toestemming en vergunning voor dat doel eerst verkregen.
En wij gelasten en eisen verder ten strengste van alle personen die zich opzettelijk of onopzettelijk hebben gevestigd op welk Land dan ook binnen de hierboven beschreven Landen. of op enig ander Land dat niet aan ons is afgestaan of door ons is aangekocht, nog steeds is voorbehouden aan de genoemde Indianen zoals voornoemd, zich onverwijld van die nederzettingen te verwijderen.
En overwegende dat er grote fraudes en misbruiken zijn gepleegd bij het aankopen van Land van de Indianen, tot groot nadeel van onze belangen. en tot groot ongenoegen van de genoemde Indianen: Om daarom zulke onregelmatigheden voor de toekomst te voorkomen, en om de Indianen te overtuigen van onze Gerechtigheid en vastberaden Resolutie om alle redelijke Oorzaak van ontevredenheid weg te nemen, bevelen en eisen wij, met het Advies van onze Private Raad, strikt, dat geen privé Persoon het aanneemt om enige aankoop te doen van de genoemde Indianen van enig Land gereserveerd voor de genoemde Indianen, binnen die delen van onze Koloniën waar wij het juist achtten om vestiging toe te staan: maar dat, indien op enig moment enige van de genoemde Indianen geneigd zouden zijn om zich te ontdoen van de genoemde Landen, dezelve alleen voor Ons zullen worden aangekocht, in onze Naam, op enige openbare Vergadering of Vergadering van de genoemde Indianen, voor dat Doel te houden door de Gouverneur of Opperbevelhebber van onze Kolonie respectievelijk waarbinnen zij zullen liggen: en in het geval dat zij binnen de grenzen van een eigendomsregering zullen liggen, zullen zij alleen worden aangekocht voor het gebruik en in de naam van die eigendomsregering, overeenkomstig de aanwijzingen en instructies die wij of zij geschikt zullen achten voor dat doel te geven: En wij, door het Advies van onze Geheime Raad, verklaren en bevelen, dat de Handel met voornoemde Indianen vrij en open zal zijn voor al onze onderdanen, op voorwaarde, dat ieder, die geneigd zal zijn handel te drijven met voornoemde Indianen, een Licentie voor het drijven van zulk een Handel zal nemen van de Gouverneur of Opperbevelhebber van één van onze Koloniën, respectievelijk waar zulk een persoon zal verblijven, en tevens zekerheid geven om de voorschriften na te leven die wij op elk moment nodig achten, door onszelf of door onze commissarissen die voor dit doel zullen worden aangesteld, om te leiden en aan te stellen ten voordele van voornoemde handel:
En wij machtigen, bevelen en eisen hierbij van de Gouverneurs en de Bevelhebbers van al onze Koloniën, zowel die onder Onze onmiddellijke Regering als die onder de Regering en het Bestuur van Eigenaars, om zulke Vergunningen zonder Vergoeding of Beloning te verlenen, en daarbij in het bijzonder de voorwaarde op te nemen, dat de vergunning nietig is en de waarborg verbeurd wordt, indien degene aan wie zij is verleend, weigert of nalaat zich te houden aan de voorschriften, welke wij juist achten voor te schrijven, als bovenbedoeld.
En wij verbinden en vereisen verder uitdrukkelijk alle Officieren, zowel Militairen als diegenen die tewerkgesteld zijn in het Management en de Directie van Indiaanse Zaken, binnen de Gebieden zoals voornoemd gereserveerd voor het gebruik van de voornoemde Indianen, om alle Personen, welke dan ook, te grijpen en te arresteren, die beschuldigd worden van Verraad, Misdrijf, Moord, of andere Misdrijven of Misdadige Misdrijven, en die vluchten voor Justitie en hun toevlucht zoeken in het genoemde Territorium, en om hen onder gepaste bewaking naar de Kolonie te sturen waar de Misdaad is gepleegd, waarvan zij beschuldigd worden, om daar terecht te staan voor hetzelfde.
Gegeven aan ons Hof te St. James’s den 7den October 1763, in het derde Jaar onzer Regeering.
GOD HEERE DE KONING
Aanbevolen Bronnen & Verder Lezen
- Borrows, John. “Wampum bij Niagara: The Royal Procalamation, Canadian Legal History, and Self-Government.” In Aboriginal en Verdragsrechten in Canada: Essays over Wet, Gelijkheid, en Respect voor Verschil. Vancouver: University of British Columbia Press, 1997. 155-172.
- Foster, Hamar. “Canada: ‘Indian Administration’ from the Royal Proclamation of 1763 to Constitutionally Entrenced Aboriginal Rights. In Indigenous Peoples’ Rights in Australia, Canada, and New Zealand, Paul Havemann . Auckland: Oxford University Press, 1999. 351-377.
- Hutchings, Patricia Margaret, “The Argument for the Application of the Royal Proclamation of 1763 to British Columbia : Its Force and Effect,” proefschrift (LL.M.), University of British Columbia, 1987.
In deze dissertatie pleit Patricia Margaret Hutchings voor de blijvende toepassing van de Royal Proclamation van 1763 om het eigendomsrecht van de Aboriginals in Brits Columbia te doen gelden en onderzoekt zij de rechtskracht en het effect van deze proclamatie in relatie tot de koloniale wetgeving van vóór de Confederatie. Deze dissertatie is beschikbaar in de UBC-bibliotheken.
Endnotes
1 Steckley, John L & Bryan D. Cummins, Full Circle, Canada’s First Nations. Toronto: Pearson Prentice Hall, 2008. 122.
2 Ibid.