De gangbare bijbelse chronologie dateert het begin van Rehoboams regering in het midden van de 10e eeuw v. Chr. Zijn heerschappij wordt beschreven in 1 Koningen 12 en 14:21-31 en in 2 Kronieken 10-12 in de Hebreeuwse Bijbel. Rehoboam was 41 jaar oud (16 in hoofdstuk 12 van Koningen III in de Septuagint) toen hij de troon besteeg.
De vergadering voor de kroning van Salomo’s opvolger, Rehoboam, werd bijeengeroepen te Sichem, de enige heilige historische stad binnen het gebied van de Tien Stammen. Voordat de kroning plaatsvond, verzocht de vergadering om bepaalde hervormingen in het beleid dat door Salomo’s vader Rehoboam was gevoerd. De gevraagde hervormingen zouden de koninklijke schatkist aanzienlijk verkleinen en daarmee zijn vermogen om de grootsheid van Salomo’s hof voort te zetten. De ouderen raadden Rehoboam aan tenminste op een beschaafde manier met het volk te spreken (het is niet duidelijk of zij hem aanraadden de eisen te aanvaarden). De nieuwe koning won echter het advies in van de jonge mannen met wie hij was opgegroeid, die de koning aanraadden geen zwakheid te tonen tegenover het volk, en het nog meer te belasten, wat Rehoboam deed.
Hoewel de ogenschijnlijke reden de zware last was die op Israël rustte vanwege Salomo’s grote uitgaven voor gebouwen en voor allerlei luxe, zijn de andere redenen de historische tegenstelling tussen het noorden en het zuiden. De twee delen hadden onafhankelijk van elkaar gehandeld totdat David er door zijn overwinningen in slaagde alle stammen te verenigen, hoewel de Efraïmitische jaloezie altijd klaar stond om uit te groeien tot een openlijke opstand. Ook godsdienstige overwegingen speelden een rol. De bouw van de Tempel was een zware slag voor de verschillende heiligdommen die over het land verspreid lagen, en de priesters van de hoge plaatsen steunden waarschijnlijk de opstand. Josephus (Ant., VIII., viii. 3) laat de opstandelingen uitroepen: “Wij laten aan Rehoboam de tempel na die zijn vader had gebouwd.”
Jeroboam en het volk kwamen in opstand, waarbij de tien noordelijke stammen zich afscheidden en een afzonderlijk koninkrijk vormden. Het nieuwe afgescheiden koninkrijk bleef het Koninkrijk Israël heten, en was ook bekend als Samaria, of Efraïm of het noordelijke koninkrijk. Het rijk dat Rehoboam overhield werd het Koninkrijk Juda genoemd.
Tijdens Rehoboams 17-jarige regering behield hij Jeruzalem als hoofdstad van Juda, maar
Judah deed wat kwaad was in de ogen van de Here, en zij provoceerden Hem tot jaloersheid met hun zonden die zij begingen, meer dan alles wat hun vaderen hadden gedaan. Want zij bouwden ook voor zichzelf hoge plaatsen en pilaren, en Ashe′rim op elke hoge heuvel en onder elke groene boom, en er waren ook mannelijke cultusprostituees in het land. Zij deden naar al de gruwelen der volken, die de Here verdreven had voor het aangezicht van het volk Israël.
– 1 Koningen 14:22-24
BurgeroorlogEdit
Rehoboam trok ten strijde tegen het nieuwe koninkrijk Israël met een leger van 180.000 soldaten. Hij kreeg echter het advies niet tegen zijn broeders te vechten, en keerde daarom terug naar Jeruzalem. Het verhaal meldt dat Israël en Juda gedurende zijn 17-jarige regering in staat van oorlog verkeerden.
Egyptische invasieEdit
In het vijfde jaar van de regering van Rehoboam bracht Sisak, koning van Egypte, een enorm leger mee en nam vele steden in. Volgens Jozua, zoon van Nadav, wijst de vermelding in 2 Kronieken 11, 6 e.v., dat Rehoboam vijftien versterkte steden bouwde, erop dat de aanval niet onverwacht was. Het verslag in Kronieken vermeldt dat Sisak optrok met 1.200 strijdwagens, 60.000 ruiters en troepen die met hem uit Egypte waren meegekomen: Libiërs, Sukkieten, en Kushieten. De legers van Sisak veroverden alle versterkte steden die naar Jeruzalem leidden, tussen Gezer en Gibeon. Toen zij Jeruzalem belegerden, gaf Rehoboam aan Sisak alle schatten uit de tempel als eerbetoon. Door de Egyptische veldtocht werd de handel met Zuid-Arabië, die tijdens Salomo’s regering via Elath en de Negev tot stand was gekomen, afgesneden. Juda werd een vazalstaat van Egypte.
OpvolgingEdit
Rehoboam had 18 vrouwen en 60 concubines. Zij brachten hem 28 zonen en 60 dochters. Tot zijn vrouwen behoorden Mahalath, de dochter van Jerimoth, de zoon van David, en Abihail, de dochter van Eliab, de zoon van Jesse. Zijn zonen bij Mahalath waren Jeush, Shemaria en Zaham. Na Mahalath huwde hij zijn nicht Maacah, dochter van Absalom, Davids zoon. Zijn zonen bij Maacah waren Abijam, Attai, Ziza, en Shelomith. De namen van zijn andere vrouwen, zonen en al zijn dochters zijn niet gegeven.
Rehoboam regeerde 17 jaar. Toen hij stierf werd hij naast zijn voorouders in Jeruzalem begraven. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Abijam.