MATERIALEN EN METHODEN
Een eenvoudige niet-invasieve methode wordt beschreven voor het draineren van de blaas en het gedeeltelijk draineren van een eventueel aanwezig divertikel. Deze methode is gebaseerd op houdingsdrainage die in de fysiotherapie wordt gebruikt, maar wordt in geen van de standaardteksten over urologie (per 2005) vermeld. Voor methode b) zijn slechts twee platte keukenkrukjes nodig, of een minitafeltje. Zie figuur 1 voor fase 1.
Schematische voorstelling: Fase 1 geknield, met gebruikmaking van 2 keukenkrukjes van ongeveer 18 duim hoog, of van één miniatuurtafel; de plastic beker van 1 liter wordt in een stalen ring gehouden, vervolgens wordt voor fase 2i de opening van 3 duim tot nul gesloten.
Er was een plastic beker van 1 liter nodig, met een bovendiameter van ongeveer 4½ duim.
Voor fase 2 werd de opening van 3 duim gesloten. Voor Fase 3 werd een rubberen halvemaanvorm gebruikt. Figuur 2 toont het blaasgebied na het noodzakelijke voorafgaande “normale” urineren, maar vóór het begin van de hoofddrainageprocedure. Figuur 3 toont het eindresultaat na de gehele procedure.
Ultrasound scan vóór de niet-invasieve drainage procedure, Een groot (reeds bestaand) diverticulum bevindt zich achter de blaas, Verticale stippen staan 1 cm uit elkaar (gehele schaal lengte is 22 cm), Vóór stap 1 van de drainage procedure was het blaasvolume met behulp van V = ½ (abc) 350 ml, na een “normale” urinatie
Na stap 3 van de niet-invasieve drainageprocedure; Merk op dat de blaas veel kleiner is. De blaas is zwart in de buurt van de groene stip, het geschatte blaasvolume V = ½ (abc) was 60 ml na de volledige procedure
De blaasvolumes variëren nogal omdat ze afhankelijk zijn van wanneer en hoeveel vloeistof werd gedronken, welke voeding werd gegeten (bv.b.v. percentage fruit), welke hoeveelheid voedsel is gegeten en wanneer, de tijd die is verstreken sinds de laatste urinelozing en sinds de laatste uitscheiding (darmlediging), hoe vol de darm is, en hoeveel vocht er op andere manieren verloren gaat (in zweet en in adem, afhankelijk van klimaat en activiteit). Dergelijke factoren zijn in dit soort onderzoek niet gemakkelijk te controleren. Om deze redenen moet niet veel betekenis worden gehecht aan de standaarddeviatiewaarden in kolom 1 van tabel 1. De waarden in kolom 2 zijn meer van deze factoren afgeschermd.
Tabel 1
Totaal geloosd volume en restvolume van de blaas
Totaal urinevolume in mL, gemeten met een maatcilinder | Residueel blaasvolume in mL gemeten met een echografie |
---|---|
850 | 64 |
800 | 24 |
650 | 45 |
670 | 44 |
700 | 21 |
950 | 40 |
730 | 79 |
800 | 45 |
780 | 31 |
600 | 38 |
Gemiddelde = 753 | Gemiddelde = 43 |
Standaardafwijking = 312 | Standaardafwijking = 18 |
Om enkele van de bovenstaande factoren te verminderen en enige uniformiteit te verkrijgen, werd voor deze tabel het volgende regime gevolgd:
De metingen werden verricht (op opeenvolgende dagen) zodra de patiënt ’s morgens opstond, in plaats van later op de dag. Er werd niet eerst “normaal” geplast (alleen ten behoeve van deze metingen).
Na fase 1 van de methode werd een eetbui gedaan (maar daarbij werd niet geplast) alvorens de volgende fasen te hervatten. De patiënt eet normaal een dieet met een hoog fruitgehalte (wat deze methode helpt) en de vorige avonden werd een banaan gegeten om er zeker van te zijn dat deze egestie uitvoerbaar was. {Notitie: Egestie vlak voor (of tijdens, door onderbreking van) de methode geeft een vollediger, en daardoor gelijkmatiger, blaaslediging dan wanneer de darm vol of gedeeltelijk vol is.}
Tabel 1 werd geproduceerd met de patiënt volledig ontspannen – d.w.z. niet proberend de blaas te legen door de detrusorspier samen te trekken.
De totale hoeveelheid geloosde urine op de vroege ochtend hierboven is nogal hoog als gevolg van het feit dat de proefpersoon (gewoonlijk) in een koude kamer heeft geslapen, waardoor het urinevolume toeneemt.