De bodem is een belangrijke bron van voedingsstoffen die planten nodig hebben voor hun groei. De drie belangrijkste voedingsstoffen zijn stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Samen vormen zij het trio dat bekend staat als NPK. Andere belangrijke voedingsstoffen zijn calcium, magnesium en zwavel. Planten hebben ook kleine hoeveelheden ijzer, mangaan, zink, koper, boor en molybdeen nodig, die spoorelementen worden genoemd omdat de plant er slechts sporen van nodig heeft. De rol van deze voedingsstoffen in de groei van planten is complex, en dit document geeft slechts een beknopt overzicht.
Grootste elementen
Stikstof (N)
Stikstof is een sleutelelement in de groei van planten. Het wordt aangetroffen in alle plantencellen, in plantaardige eiwitten en hormonen, en in chlorofyl.
Stikstof uit de lucht is een bron van stikstof uit de bodem. Sommige planten, zoals peulvruchten, fixeren stikstof uit de lucht in hun wortels; in andere kunstmestfabrieken wordt stikstof uit de lucht gebruikt om ammoniumsulfaat, ammoniumnitraat en ureum te maken. Bij toediening aan de bodem wordt stikstof omgezet in een minerale vorm, nitraat, zodat planten het kunnen opnemen.
Bodems met veel organische stof, zoals chocoladegrond, bevatten over het algemeen meer stikstof dan podzolgronden. Nitraat wordt gemakkelijk uit de bodem gespoeld door hevige regenval, met bodemverzuring tot gevolg. U moet stikstof vaak in kleine hoeveelheden toedienen zodat de planten alle stikstof gebruiken, of in organische vorm zoals gecomposteerde mest, zodat de uitloging wordt beperkt.
Fosfor (P)
Fosfor helpt energie van zonlicht naar planten over te brengen, stimuleert vroege wortel- en plantengroei en versnelt de rijpheid.
Zeer weinig Australische bodems hebben voldoende fosfor voor een duurzame productie van gewassen en weiden en de noordkust vormt hierop geen uitzondering. De meest voorkomende fosforbron aan de noordkust is superfosfaat, gemaakt van rotsfosfaat en zwavelzuur. Alle mest bevat fosfor; mest van graandieren is een bijzonder rijke bron.
Kalium (K)
Kalium verhoogt de groeikracht en de ziekteresistentie van planten, helpt bij de vorming en verplaatsing van zetmeel, suikers en oliën in planten, en kan de vruchtkwaliteit verbeteren.
Kalium is op veel van de zandigere bodems van de noordkust laag of ontoereikend. Ook op bodems die worden gebruikt voor intensieve begrazing en intensieve tuinbouwgewassen (zoals bananen en custardappelen) kan veel kalium worden verwijderd.
Kaliumsulfaat en kaliumsulfaat zijn de meest voorkomende bronnen van kalium.
Calcium (Ca)
Calcium is essentieel voor de gezondheid van de wortels, de groei van nieuwe wortels en wortelharen, en de ontwikkeling van bladeren. Het is over het algemeen schaars in de zure bodems van de noordkust. Kalk, gips, dolomiet en superfosfaat (een mengsel van calciumfosfaat en calciumsulfaat) leveren allemaal calcium. Kalk is de goedkoopste en meest geschikte optie voor de noordkust; dolomiet is nuttig voor tekorten aan magnesium en calcium, maar bij langdurig gebruik zal de calcium/magnesiumverhouding uit balans raken. Superfosfaat is nuttig waar calcium en fosfor nodig zijn.
Magnesium (Mg)
Magnesium is een belangrijk bestanddeel van chlorofyl, de groene kleurstof van planten, en is van vitaal belang voor de fotosynthese (de omzetting van zonne-energie in voedsel voor de plant). Tekorten komen vooral voor op zanderige zure bodems in gebieden met veel neerslag, vooral als die worden gebruikt voor intensieve tuinbouw of zuivelproductie. Zware kaliumtoepassingen in meststoffen kunnen ook een magnesiumtekort veroorzaken, zodat bananentelers het magnesiumgehalte in de gaten moeten houden omdat bananen veel kalium gebruiken.
Magnesiumtekort kan worden verholpen met dolomiet (een mengsel van magnesium-calciumcarbonaat), magnesiet (magnesiumoxide) of epsomzout (magnesiumsulfaat).
Zwavel (S)
Zwavel is een bestanddeel van aminozuren in plantaardige eiwitten en is betrokken bij energieproducerende processen in planten. Het is verantwoordelijk voor veel smaak- en geurstoffen in planten, zoals het aroma van uien en kool.