Crassus was een Romeins veldheer, die eerst met Sextus Pompeius en Marcus Antonius vocht alvorens over te lopen naar Octavianus. Octavianus benoemde hem vervolgens tot zijn collega als consul voor 30 v. Chr., hoewel Crassus geen praetor was geweest, het ambt dat traditioneel een voorwaarde was voor het consulschap. In 29 v. Chr. werd hij benoemd tot proconsul van Macedonië en trok hij ten strijde tegen de Bastarnae, een stam van gemengde etniciteit (Scythisch, Dacisch en Germaans) die de Donau was overgestoken en de Romeinse bondgenoten in het naburige Thracië bedreigde. Hij dreef hen terug in de richting van de Donau en versloeg hen uiteindelijk in een veldslag, waarbij hij hun koning Deldo in één gevecht doodde. Volgens de Romeinse traditie had hij dus recht op de Spolia opima, maar Octavianus blokkeerde dit voorrecht, kennelijk omdat hij de successen van individuele generaals wilde bagatelliseren ten gunste van zijn eigen prestige. Crassus kreeg evenmin de agnomen van Scythicus om zijn overwinning te herdenken. Octavianus verleende hem uiteindelijk wel een triomf, die hij vierde bij zijn terugkeer naar Rome in juli 27 v. Chr. Octavianus had Rome echter verlaten om rond te reizen in de westelijke provincies van het Rijk tegen de tijd dat de triomf plaatsvond; de geschiedenis vermeldt geen verdere daden van Crassus.