Toen Jonas, de dikstaartige dwergmaki, onlangs in gevangenschap stierf op de leeftijd van 29 jaar, was hij de oudst bekende van zijn soort. Maar Jonas overleefde niet alleen leden van nauw verwante maki soorten die in gevangenschap werden gehouden; hij leefde ook veel langer dan de wetenschap zou voorspellen op basis van zijn kleine formaat.
Een nieuwe studie in het Journal of Zoology schrijft deze uitzonderlijke levensduur toe aan het feit dat deze maki soorten in staat zijn om gemakkelijk in een lage energie staat te komen. Zij kunnen dit zowel voor lange periodes van dagen tot maanden (winterslaap), als voor kortere periodes van een paar uur (bekend als torpor). Dwergmaki’s leven veel langer dan dieren van vergelijkbare grootte. De onderzoekers bestudeerden meer dan 50 jaar gegevens over honderden van deze en drie andere soorten lemuren in het Duke Lemur Centre. Zij suggereren dat de langere levensduur bij overwinteraars het resultaat zou kunnen zijn van cellulaire machinerie die hen weerbaar maakt tegen metabole stress, die gepaard gaat met veroudering.
Bij zoogdieren correleert lichaamsgrootte met levensduur: grotere soorten leven langer dan kleinere soorten. Dit verband is niet perfect en er zijn soms grote uitzonderingen. Jonas en andere dikstaart dwergmaki’s zijn er zo een, wat betekent dat zij aanwijzingen zouden kunnen dragen over wat de levensduur bepaalt.
De vlam die twee keer zo fel brandt
In 1908 stelde Max Rubner de eerste op bewijs gebaseerde theorie van veroudering voor. Hij merkte op dat hoe groter een zoogdiersoort was, hoe lager de stofwisselingssnelheid, wat betekent dat grotere zoogdieren minder energie verbruiken per kilogram lichaamsmassa dan kleine.
Maar soorten met een grotere lichaamsomvang leven ook langer. Dit alles bij elkaar genomen, wordt het duidelijk dat zoogdieren met een kortere levensduur een snellere stofwisseling hebben. Om Lao Tzu (en de film Blade Runner) te citeren: “De vlam die twee keer zo fel brandt, brandt half zo lang.”
Rubner toonde aan dat paarden, koeien, honden, katten en cavia’s elk ongeveer 200 kilocalorieën verbruiken voor elke kilogram lichaamsgewicht in de loop van hun leven. Dus gedurende hun leven verricht elk dier, per kilogram lichaamsgewicht, dezelfde hoeveelheid metabolische arbeid; kortlevende dieren doen het sneller, langer levende doen het langzamer.
Dit werd de Rate of Living Theory. Zij zegt dat energiemetabolisme onvermijdelijk gepaard gaat met schade die zich in de loop van de tijd opstapelt en uiteindelijk leidt tot achteruitgang van de celfunctie en uiteindelijk de dood. Hoe sneller het metabolisme, hoe meer schade, hoe korter het leven. In 1956 stelde de vrije-radicalentheorie van de veroudering voor dat de reactieve vormen van zuurstof die tijdens de energieproductie in de cellen worden gevormd, leiden tot de schade die veroudering veroorzaakt. Het is niet bewezen, maar er is veel ondersteunend bewijs en het is de beste verklaring tot nu toe.
Evolutie geeft vorm aan de genetica die dit alles controleert en aanpakt. Natuurlijke selectie maximaliseert de productiviteit van de soorten in hun specifieke ecologieën. In omgevingen met een hoge sterfte is snelle groei en voortplanting vereist, en veroudering gaat snel. Als er een kans is op langere overleving, worden snelle groei en voortplanting opgeofferd ten gunste van het onderhoud van het lichaam, wat leidt tot langzamere veroudering en een langer voortplantingsleven. Bij sommige soorten is de winterslaap geëvolueerd om een organisme meer flexibiliteit te geven in een veranderlijk milieu, zodat het in magere tijden kan overleven en zich weer kan voortplanten wanneer de omstandigheden verbeteren.
Bij dikstaart dwergmaki’s in winterslaap daalt de hartslag van 200 tot acht slagen per minuut. Zowel de lichaamstemperatuur als de stofwisselingssnelheid kunnen ook tot drie maanden aan een stuk dalen, hoewel ze ook in torpor kunnen gaan; een mildere toestand van lagere activiteit. Zoals de Rate of Living Theory voorspelt, is deze verlaging van de stofwisseling geassocieerd met een langer leven.
Zouden mensen een soortgelijke toestand kunnen bereiken?
Hoewel sommige yoga-oefeningen een aanzienlijke vertraging van de ademhaling en de hartslag toestaan, is dit voor korte perioden. Er is tot nu toe geen houding of praktijk in yoga die bekend staat als “de dooie maki.”
Vrijduikers op grote diepte kunnen de hartslag vertragen als een versterkte vorm van de duikreflex. Een soort trance-achtige focus wordt vaak gebruikt. Het inhouden van de adem leidt tot een aanzienlijke afkoeling van de hersenen met wel een graad per minuut. Maar deze vorm van controle gaat gepaard met aanzienlijke incidenties van abnormale hartritmes, en sterfgevallen onder free-divers zijn niet ongewoon.
Medicijnen: de echte begunstigden
In 1999 overleefde de 29-jarige Noorse Anna Bågenholm 80 minuten in ijskoud water na een skiongeluk. Ze was in extreme onderkoeling; haar kerntemperatuur bedroeg, zelfs na een reis van een uur naar het ziekenhuis, slechts 13,7°C. Hoewel haar lichaam aanzienlijke schade opliep door de kou, was er geen duidelijke hersenbeschadiging. Dit kwam waarschijnlijk doordat, toen haar hart uiteindelijk stopte, haar hersenen zo koud waren dat de stofwisseling zo traag verliep dat ze bijna geen zuurstof nodig had. Haar hart stopte gedurende minstens drie en een half uur en haar metabolisme zou vertraagd zijn tot slechts 10% van zijn normale snelheid.
Het gebruik van therapeutische hypothermie voor de behandeling van een hartstilstand is sinds dit geval in Noorwegen gangbaarder geworden. Hiermee kan de kerntemperatuur worden verlaagd tot 32°C, vijf graden lager dan de normale lichaamstemperatuur. Maar om het hart aanzienlijk te vertragen is een nog lagere temperatuur nodig, en om deze vertraging van het hart te overleven zouden de hersenen en andere energievretende organen aanzienlijk moeten worden gekoeld. Dit alles zou veel fijnafstemming vergen om het goed te krijgen.
Op dit punt, tenminste, steek ik mijn hand niet op om vrijwilliger te worden.