Na meer dan twee eeuwen als koninklijk paleis, wordt het Louvre door de Franse revolutionaire regering geopend als een openbaar museum in Parijs. Vandaag de dag is de collectie van het Louvre een van de rijkste ter wereld, met kunstwerken en artefacten die representatief zijn voor 11.000 jaar menselijke beschaving en cultuur.
Het Louvre-paleis werd in 1546 door koning Frans I gebouwd op de plaats van een 12e-eeuws fort, gebouwd door koning Filips II. Franciscus was een groot kunstverzamelaar, en het Louvre moest dienen als zijn koninklijke residentie. De werkzaamheden, die onder toezicht stonden van architect Pierre Lescot, gingen door na de dood van Franciscus en tot aan de regeerperiodes van de koningen Hendrik II en Karel IX. Bijna elke daaropvolgende Franse vorst breidde het Louvre en het terrein uit, en in de 17e eeuw werden belangrijke uitbreidingen gemaakt door Lodewijk XIII en Lodewijk XIV. Deze beide koningen breidden ook het kunstbezit van de kroon sterk uit, en Lodewijk XIV verwierf de kunstcollectie van Karel I van Engeland na zijn executie in de Engelse burgeroorlog. In 1682 verhuisde Lodewijk XIV zijn hofhouding naar Versailles, en het Louvre was niet langer de belangrijkste koninklijke residentie.
In de geest van de Verlichting begonnen velen in Frankrijk te pleiten voor het openbaar tentoonstellen van de koninklijke collecties. Denis Diderot, de Franse schrijver en filosoof, was een van de eersten die een nationaal kunstmuseum voor het publiek voorstelde. Hoewel koning Lodewijk XV in 1750 tijdelijk een selectie schilderijen tentoonstelde in het Luxemburgs Paleis, werd pas na het uitbreken van de Franse Revolutie in 1789 echte vooruitgang geboekt met de oprichting van een permanent museum. Op 10 augustus 1793 opende de revolutionaire regering het Musée Central des Arts in de Grande Galerie van het Louvre.
De collectie in het Louvre groeide snel, en het Franse leger nam kunst en archeologische voorwerpen in beslag uit gebieden en naties die tijdens de Revolutionaire en Napoleontische oorlogen veroverd waren. Veel van deze geplunderde kunst werd na de nederlaag van Napoleon in 1815 teruggegeven, maar de huidige Egyptische oudhedencollecties en andere afdelingen van het Louvre hebben veel te danken aan de veroveringen van Napoleon. Twee nieuwe vleugels werden toegevoegd in de 19e eeuw, en het multi-gebouw Louvre complex werd voltooid in 1857, tijdens het bewind van Napoleon III.
In de jaren 1980 en 1990, het Grand Louvre, zoals het museum officieel heet, onderging een grote verbouwing. Moderne museale voorzieningen werden toegevoegd en duizenden vierkante meters aan nieuwe tentoonstellingsruimte werden in gebruik genomen. De Chinees-Amerikaanse architect I.M. Pei bouwde een stalen en glazen piramide in het midden van de binnenplaats van Napoleon. Traditionalisten noemden het een schandaal. In 1993, bij het 200-jarig bestaan van het museum, werd een verbouwde vleugel, waar vroeger het Franse ministerie van Financiën was gevestigd, voor het publiek opengesteld. Het was de eerste keer dat het hele Louvre werd gewijd aan museale doeleinden.
LEES MEER: Metropolitan Museum of Art opent in New York City