In de psychologie doet inzicht zich voor wanneer een oplossing voor een probleem zich snel en zonder waarschuwing aandient. Het is de plotselinge ontdekking van de juiste oplossing na onjuiste pogingen op basis van trial and error. Het is bewezen dat oplossingen via inzicht nauwkeuriger zijn dan oplossingen zonder inzicht.
Inzicht werd voor het eerst bestudeerd door de Gestaltpsychologie, in het begin van de 20e eeuw, tijdens de zoektocht naar een alternatief voor het associationisme en de associationistische kijk op leren. Enkele voorgestelde potentiële mechanismen voor inzicht zijn: het probleem plotseling op een nieuwe manier zien, het probleem verbinden met een ander relevant probleem/oplossingspaar, ervaringen uit het verleden loslaten die de oplossing blokkeren, of het probleem in een grotere, samenhangende context zien.
- Klassieke methodenEdit
- Doorbreken van functionele vastheidEdit
- Ruimtelijke vaardigheidEdit
- Verbaal vermogen gebruikenEdit
- Specifieke resultatenEdit
- Tegenover niet-inzicht problemenEdit
- EmotieEdit
- IncubatieEdit
- SlaapEdit
- In de hersenenEdit
- Groep inzichtEdit
- Internationale verschillenEdit
- MetacognitieEdit
- Naturalistische settingsEdit
- Niet-menselijke dierenEdit
- TheorieënEdit
- Dubbele-procestheorieEdit
- Drie-procestheorieEdit
- VierfasenmodelEdit
Klassieke methodenEdit
In het algemeen houden methodologische benaderingen van de studie van inzicht in het laboratorium in dat aan deelnemers problemen en puzzels worden voorgelegd die niet op een conventionele of logische manier kunnen worden opgelost. Problemen van inzicht vallen gewoonlijk in drie soorten.
Doorbreken van functionele vastheidEdit
Het eerste type probleem dwingt deelnemers voorwerpen te gebruiken op een manier die zij niet gewend zijn (en dus hun functionele vastheid doorbreken), zoals het “Duncker candle problem”. Bij het “Duncker candle problem” krijgen de deelnemers lucifers en een doos kopspijkers en wordt hen gevraagd een manier te vinden om een kaars aan de muur te bevestigen om de kamer te verlichten. De oplossing vereist dat de deelnemers de doos met spijkers leegmaken, de kaars in de doos zetten, de doos aan de muur vastmaken, en de kaars met de lucifers aansteken.
Ruimtelijke vaardigheidEdit
Het tweede type inzichtprobleem vereist ruimtelijke vaardigheid om op te lossen, zoals het “Negen-stippen-probleem”. De beroemde “Nine-dot problem” vereist deelnemers om vier lijnen te tekenen, door middel van negen stippen, zonder hun potlood op te rapen.
Verbaal vermogen gebruikenEdit
Het derde en laatste type probleem vereist verbaal vermogen om op te lossen, zoals de Remote Associates Test (RAT). In de RAT, moeten individuen een woord bedenken dat drie, schijnbaar niet gerelateerde, woorden verbindt. RAT worden vaak gebruikt in experimenten, omdat ze zowel met als zonder inzicht kunnen worden opgelost.
Specifieke resultatenEdit
Tegenover niet-inzicht problemenEdit
Twee clusters van problemen, die oplosbaar zijn door inzicht en die niet inzicht vereisen om op te lossen, zijn waargenomen. Iemands cognitieve flexibiliteit, vloeiendheid en woordenschat zijn voorspellend voor de prestaties op inzichtproblemen, maar niet op niet-inzichtproblemen. Vloeibare intelligentie daarentegen voorspelt in geringe mate de prestaties bij problemen zonder inzicht, maar niet bij problemen met inzicht. Meer recent onderzoek suggereert dat in plaats van inzicht versus zoeken, dat het subjectieve gevoel van inzicht varieert, waarbij sommige oplossingen worden ervaren met een sterker gevoel van Aha dan andere.
EmotieEdit
Mensen in een betere stemming hebben meer kans om problemen op te lossen met behulp van inzicht. Onderzoek toonde aan dat zelfgerapporteerd positief affect van deelnemers op unieke wijze het inzicht verhoogde voor en tijdens het oplossen van een probleem, zoals aangegeven door verschillende hersenactiviteitspatronen. Mensen die angstig waren vertoonden het tegenovergestelde effect, en losten minder problemen op door inzicht. Emotie kan ook worden beschouwd in termen van de inzicht ervaring en of dit een positieve Aha of negatieve Uh-oh moment.
IncubatieEdit
Met behulp van een geometrisch en ruimtelijk inzicht probleem, werd gevonden dat het verstrekken van pauzes aan de deelnemers hun prestaties verbeterde in vergelijking met deelnemers die geen pauze kregen. Echter, de lengte van de incubatie tussen de problemen was niet van belang. De prestaties van de deelnemers op inzichtproblemen verbeterden dus evenveel met een korte pauze (4 minuten) als met een lange pauze (12 minuten).
SlaapEdit
Onderzoek heeft aangetoond dat slaap helpt inzicht te produceren. Individuen werden aanvankelijk getraind op inzichtsproblemen. Na de training werd één groep getest op de inzichtsproblemen na ’s nachts acht uur geslapen te hebben, één groep werd getest na de hele nacht wakker te zijn gebleven, en één groep werd getest na de hele dag wakker te zijn gebleven. Degenen die sliepen presteerden twee keer zo goed op de inzichtproblemen dan degenen die wakker bleven.
In de hersenenEdit
Verschillen in hersenactivatie in de linker- en rechterhersenhelft lijken indicatief te zijn voor inzicht versus niet-inzicht oplossingen. Door gebruik te maken van RAT’s die ofwel aan het linker ofwel aan het rechter gezichtsveld werden gepresenteerd, werd aangetoond dat deelnemers die het probleem met inzicht hadden opgelost, meer kans hadden om de RAT aan het linker gezichtsveld te zien, wat wijst op verwerking door de rechter hersenhelft. Dit levert bewijs dat de rechterhersenhelft een unieke rol speelt bij inzicht.
fMRI- en EEG-scans van deelnemers die RAT’s voltooiden, toonden unieke hersenactiviteit aan die overeenkomt met problemen die met inzicht zijn opgelost. Zo is er hoge EEG-activiteit in de alfa- en gamma-band ongeveer 300 milliseconden voordat deelnemers een oplossing aangaven voor inzichtproblemen, maar niet voor niet-inzichtproblemen. Bovendien, problemen opgelost door inzicht correspondeerde met verhoogde activiteit in de temporale kwabben en mid-frontale cortex, terwijl meer activiteit in de posterieure cortex correspondeerde met niet-inzicht problemen. De gegevens suggereren dat er iets anders gebeurt in de hersenen bij het oplossen van inzichtproblemen dan bij niet-inzichtproblemen, dat vlak voor het oplossen van het probleem gebeurt. Deze conclusie wordt ook ondersteund door eye-tracking gegevens die een verhoogde oogknipperduur en -frequentie laten zien wanneer mensen problemen oplossen via inzicht. Dit laatste resultaat, in combinatie met een oogpatroon dat is gericht op het wegkijken van bronnen van visuele input (zoals het kijken naar een lege muur, of uit het raam naar de lucht), bewijst een andere betrokkenheid van de aandacht bij het oplossen van problemen via Insight dan bij het oplossen van problemen via analyse.
Groep inzichtEdit
Er werd gevonden dat groepen typisch beter presteren op inzicht problemen (in de vorm van rebus puzzels met ofwel behulpzame of niet behulpzame aanwijzingen) dan individuen.
Bovendien, terwijl incubatie de inzichtprestaties voor individuen verbetert, verbetert het de inzichtprestaties voor groepen nog meer. Zo verbeterden na een pauze van 15 minuten de individuele prestaties voor de rebus-puzzels met niet-helpende aanwijzingen, en de groepsprestaties voor rebus-puzzels met zowel niet-helpende als helpende aanwijzingen.
Internationale verschillenEdit
Persoonlijkheid en geslacht, zoals die in verband staan met de prestaties op inzichtproblemen, werden bestudeerd met behulp van een verscheidenheid aan inzichtproblemen. Het bleek dat deelnemers die lager scoorden op emotionaliteit en hoger op openheid voor ervaring, beter presteerden op inzichtproblemen. Mannen deden het beter dan vrouwen bij inzichtproblemen, en vrouwen deden het beter dan mannen bij niet-inzichtproblemen.
Hogere intelligentie (hoger IQ) blijkt ook samen te hangen met betere prestaties bij inzichtproblemen. Degenen met een lagere intelligentie hebben echter meer baat bij het krijgen van aanwijzingen en hints voor inzichtproblemen dan degenen met een hogere intelligentie.
Een recente grootschalige studie in Australië suggereert dat inzicht mogelijk niet universeel wordt ervaren, met bijna 20% van de respondenten die meldden dat ze geen inzicht hadden ervaren.
MetacognitieEdit
Individuen zijn slechter in het voorspellen van hun eigen metacognitie voor inzichtproblemen, dan voor niet-inzichtproblemen. Individuen werd gevraagd aan te geven hoe “warm” of “koud” zij zich voelden voor een oplossing. Over het algemeen konden zij dit redelijk goed voorspellen voor niet-onzichtproblemen, maar niet voor inzichtproblemen. Dit levert bewijs voor het plotselinge karakter van inzicht.
Naturalistische settingsEdit
Nu is inzicht bestudeerd in een niet-laboratoriumsetting. Inzichten die in de media zijn gerapporteerd, zoals in interviews, etc., werden onderzocht en gecodeerd. Er werd vastgesteld dat inzichten die zich in het veld voordoen, doorgaans worden geassocieerd met een plotse “verandering in inzicht” en met het “zien van verbanden en tegenstrijdigheden” in het probleem. Er werd ook vastgesteld dat inzicht in de natuur verschilde van inzicht in het laboratorium. Zo was inzicht in de natuur vaak eerder geleidelijk, niet plotseling, en was incubatie niet zo belangrijk. Andere studies gebruikten online vragenlijsten om inzicht buiten het laboratorium verder te onderzoeken, waarbij het idee werd geverifieerd dat inzicht vaak gebeurt in situaties zoals onder de douche, wat het idee weerspiegelt dat creatieve ideeën ontstaan in situaties waar divergerende gedachten waarschijnlijker zijn, soms de drie B’s van creativiteit genoemd, in bed, in de bus of in bad.
Niet-menselijke dierenEdit
Studies over primatencognitie hebben bewijs geleverd van wat kan worden geïnterpreteerd als inzicht bij dieren. In 1917 publiceerde Wolfgang Köhler zijn boek The Mentality of Apes, nadat hij zes jaar lang primaten op het eiland Tenerife had bestudeerd. In een van zijn experimenten werd aan apen een inzichtsprobleem voorgelegd waarbij voorwerpen op nieuwe en originele manieren moesten worden gebruikt om een prijs te winnen (meestal een soort voedsel). Hij stelde vast dat de dieren er voortdurend niet in slaagden het voedsel te bemachtigen, en dat dit proces geruime tijd aanhield; maar vrij plotseling gebruikten zij het voorwerp doelbewust op de manier die nodig was om het voedsel te bemachtigen, alsof het besef uit het niets was gekomen. Hij interpreteerde dit gedrag als iets dat lijkt op inzicht bij apen. Een recenter onderzoek suggereerde dat olifanten ook inzicht zouden kunnen ervaren, en toonde aan dat een jonge mannetjesolifant in staat was een grote kubus onder voedsel dat buiten zijn bereik lag te identificeren en te verplaatsen, zodat hij erop kon gaan staan om de beloning te krijgen.
TheorieënEdit
Er zijn een aantal theorieën die inzicht weergeven; op dit moment domineert geen enkele theorie de interpretatie.
Dubbele-procestheorieEdit
Volgens de dubbele-procestheorie zijn er twee systemen die worden gebruikt om problemen op te lossen. Bij het eerste gaat het om logische en analytische denkprocessen op basis van de rede, bij het tweede om intuïtieve en automatische processen op basis van ervaring. Onderzoek heeft aangetoond dat bij inzicht waarschijnlijk beide processen betrokken zijn; het tweede proces is echter invloedrijker.
Drie-procestheorieEdit
Volgens de drie-procestheorie speelt intelligentie een grote rol bij inzicht. Meer bepaald zijn bij inzicht drie verschillende processen betrokken (selectief coderen, combineren en vergelijken), die intelligentie vereisen om op problemen te kunnen worden toegepast. Selectief coderen is het proces waarbij de aandacht wordt gericht op ideeën die relevant zijn voor een oplossing, terwijl kenmerken die irrelevant zijn worden genegeerd. Selectief combineren is het proces van combineren van de informatie die eerder relevant werd geacht. Tenslotte is selectieve vergelijking het gebruik van ervaringen uit het verleden met problemen en oplossingen die van toepassing zijn op het huidige probleem en oplossing.
VierfasenmodelEdit
Volgens het vierfasenmodel van inzicht, zijn er vier fasen voor het oplossen van problemen. Eerst bereidt het individu zich voor op het oplossen van een probleem. Ten tweede, het individu broedt op het probleem, dat trial-and-error, enz. omvat. Ten derde, het inzicht treedt op, en de oplossing wordt verlicht. Tenslotte wordt de verificatie van de oplossing van het probleem ervaren. Sinds dit model werd voorgesteld, zijn andere gelijkaardige modellen onderzocht die twee of drie gelijkaardige stadia bevatten.