Giovanni Agnelli, (geboren 12 maart 1921, Turijn, Italië- overleden 24 januari 2003, Turijn), voorzitter van het automobielbedrijf Fiat SpA, de grootste particuliere onderneming van Italië, van 1966 tot 2003.
De jongere Giovanni Agnelli, kleinzoon van de oprichter van Fiat (die ook Giovanni Agnelli heette), groeide op in weelde en werd door zijn grootvader klaargestoomd om het familiebedrijf te leiden. Zijn vader stierf toen de jongen 14 jaar oud was, waardoor Giovanni – de oudste zoon – de volgende in lijn was om de controle over Fiat van zijn grootvader over te nemen.
Agnelli verzette zich tegen het pleidooi van zijn grootvader om een veilige baan bij Fiat te nemen tijdens de Tweede Wereldoorlog, en stond er in plaats daarvan op om de strijd met het Italiaanse leger aan te gaan – eerst tegen de Russen en later tegen de Duitsers. Na de oorlog aanvaardde Agnelli het advies van zijn grootvader om eerst van het leven te genieten alvorens zich te settelen, en gedurende enkele jaren was Giovanni Agnelli een van de grootste playboys ter wereld. Een ernstig auto-ongeluk in 1952 maakte echter een einde aan zijn dagen als autocoureur.
Op dat moment stond Agnelli al aan het hoofd van het kogellagerbedrijf van de familie en was hij vice-voorzitter van de raad van bestuur van Fiat. In 1963 werd hij directeur van Fiat en in 1966 kreeg hij als voorzitter en chief executive officer de leiding over het bedrijf. In die hoedanigheid werd hij een van de machtigste mannen in West-Europa en kreeg hij de verdienste te hebben bijgedragen aan de industrialisatie van het naoorlogse Italië. Naast het maken van auto’s had Agnelli’s industriële kolos belangen in verzekeringen, scheepvaart, olieraffinage, uitgeverijen, banken, detailhandel, atletiekteams, hotels, leveranciers van eten en drinken, en fabrieken die cement, chemicaliën en kunststoffen produceren. Eind jaren negentig kreeg Fiat echter te kampen met financiële problemen en op het moment dat Agnelli overleed, bevond het bedrijf zich midden in een herstructurering.