De Europese kongeraal heeft een gemiddelde volwassen lengte van 1,5 m (5 ft), een maximale bekende lengte van ongeveer 2,133 m (7 ft) (mogelijk tot 3 m (9,8 ft) voor de grootste exemplaren), en een maximaal gewicht van ongeveer 72 kg (159 lb), waardoor ze qua gewicht de grootste palingen ter wereld zijn. Qua lengte kunnen ze wedijveren met of worden overtroffen door de grootste soorten murenen, maar deze zijn meestal slanker en wegen dus minder dan de grotere congeralen. De gemiddelde gevangen exemplaren wegen slechts 2,5 tot 25 kg (5,5 tot 55,1 lb). De vrouwtjes, met een gemiddelde lengte bij geslachtsrijpheid van 2 m, zijn veel groter dan de mannetjes, met een gemiddelde lengte bij geslachtsrijpheid van 1,2 m.
Het lichaam is zeer lang, hoekig, zonder schubben. De kleur is meestal grijs, maar kan ook zwartachtig zijn. De buik is wit. Langs de zijlijn is een rij kleine witte vlekken uitgelijnd. De kop is bijna kegelvormig en lichtjes ingedrukt. De snuit is rond en prominent, met zijdelingse reukgaten. De grote kieuwopeningen bevinden zich in de laterale positie. De kegelvormige tanden staan in rijen op de kaken. De rugvin en de aarsvin groeien samen met de staartvin. De borstvinnen zijn aanwezig, terwijl de buikvinnen afwezig zijn.
Congeralen hebben gewoonten die vergelijkbaar zijn met die van murenen. Ze leven meestal tussen rotsen in holen, of “palingkuilen”, soms samen met murenen in één hol. Ze komen ’s nachts uit hun holen om te jagen. Deze nachtroofdieren voeden zich hoofdzakelijk met vis, koppotigen en schaaldieren, hoewel wordt verondersteld dat ze dode en rottende vis scharrelen, en ook actief jagen op levende vis. Congeralen kunnen agressief zijn tegen mensen, en grote exemplaren kunnen een gevaar vormen voor duikers.