Welke acties van de overheid vallen onder het Eerste Amendement?
Het Eerste Amendement, net als de rest van de Bill of Rights, beperkte oorspronkelijk alleen wat de federale overheid mocht doen en was niet bindend voor de staten. De meeste grondwetten van staten hadden hun eigen grondwetten, en die bevatten over het algemeen bepalingen die vergelijkbaar waren met die in het Eerste Amendement. Maar de staatsbepalingen konden alleen door staatsrechtbanken worden afgedwongen.
In 1868 werd echter het Veertiende Amendement toegevoegd aan de Amerikaanse grondwet, en dit verbood staten om mensen “vrijheid” te ontzeggen zonder “eerlijk proces”. Sindsdien heeft het Amerikaanse Hooggerechtshof geleidelijk de “due process” clausule gebruikt om het grootste deel van de Bill of Rights toe te passen op staatsregeringen. Met name van de jaren 1920 tot de jaren ’40 heeft het Hooggerechtshof alle clausules van het Eerste Amendement toegepast op de staten. Het Eerste Amendement heeft nu dus betrekking op acties van federale, staats- en lokale overheden. Het Eerste Amendement is ook van toepassing op alle takken van de overheid, met inbegrip van de wetgevende macht, de rechtbanken, de jury’s en de uitvoerende ambtenaren en instanties. Dit omvat ook overheidswerkgevers, openbare universiteitssystemen en openbare schoolsystemen.
Het Eerste Amendement is echter alleen van toepassing op beperkingen die door de overheid worden opgelegd, aangezien het Eerste en het Veertiende Amendement alleen betrekking hebben op overheidsoptreden. Dientengevolge, als een particuliere werkgever een werknemer ontslaat wegens de toespraak van de werknemer, is er geen schending van het Eerste Amendement. Er is evenmin sprake van een schending als een particuliere universiteit een student van school stuurt vanwege zijn uitspraken, als een commerciële verhuurder de verkoop van bumperstickers op zijn eigendom beperkt of als een internetprovider weigert bepaalde websites te hosten.
De wetgever vaardigt soms wetten uit die sprekers of religieuze waarnemers beschermen tegen vergeldingsacties van particuliere organisaties. Zo verbiedt Titel VII van de federale Civil Rights Act van 1964 religieuze discriminatie, zelfs door particuliere werkgevers. Evenzo verbieden wetten in sommige staten werkgevers om werknemers te ontslaan voor politieke activiteiten buiten hun werktijd. Maar dergelijke verboden worden eerder door de wetgever opgelegd dan door het Eerste Amendement.