Een appel van het hoofd van een kind schieten

PalnatokiEdit

De vroegst bekende verschijning van het motief is uit de 12e eeuw, in Saxo Grammaticus’ versie van het verhaal van Palnatoki, die hij Toko noemt (Gesta Danorum Boek 10, hoofdstuk 7).

Toko, die al enige tijd in dienst van de koning was, had door de daden waarin hij zijn medesoldaten overtrof, verschillende vijanden van zijn deugden gemaakt. Op een dag, toen hij nogal veel gedronken had, pochte hij tegen degenen die bij hem aan tafel zaten, dat hij zo vaardig was in het boogschieten dat hij met het eerste schot van een pijl een appel kon raken die op een aanzienlijke afstand op de top van een staf was geplaatst. Toen zijn tegenstanders deze woorden hoorden, lieten zij er geen gras over groeien en brachten ze naar de oren van de koning. Maar de boosaardigheid van de prins bracht het vertrouwen van de vader snel over op het gevaar van de zoon, door het liefste onderpand van zijn leven in plaats van de staf te laten staan, van wie, als de uitbater van de opschepperij de appel die op hem was geplaatst bij het eerste schot van zijn pijl niet neerhaalde, hij met zijn eigen hoofd de straf van zijn ijdele opschepperij zou moeten betalen. . . . Toen de jongeling weer naar voren werd geleid, vermaande Toko hem zorgvuldig om de klap van de komende pijl zo goed mogelijk op te vangen, met aandachtige oren en zonder zijn hoofd te bewegen, opdat hij niet door een lichte beweging van zijn lichaam de ervaring van zijn beproefde vaardigheid zou frustreren. Hij liet hem ook, als middel om zijn vrees te verminderen, met zijn rug naar hem toe staan, opdat hij niet zou schrikken bij het zien van de pijl. Hij trok toen drie pijlen uit zijn koker, en de eerste die hij afschoot raakte het beoogde doel. Toko werd toen door de koning gevraagd waarom hij zoveel pijlen uit zijn koker had genomen, terwijl hij maar één poging met de boog moest doen: “Opdat ik de fout van de eerste op u zou wreken,” zei hij, “door de punten van de andere, opdat mijn onschuld niet zou worden aangetast en uw onrechtvaardigheid ongestraft zou blijven!”

Palnatoki doodt later de koning.

ÞiðrekssagaEdit

In de 13e-eeuwse Þiðrekssaga, hoofdstuk 128, krijgt Egill, broer van Völund, van koning Nidung de opdracht een appel van het hoofd van zijn driejarige zoon te schieten:

Nu de koning wilde proberen of Egill zo goed schoot als werd gezegd of niet, liet hij Egills zoon, een jongen van drie jaar, halen en liet hen een appel op zijn hoofd zetten, en gebood Egill zo te schieten dat de schacht noch boven het hoofd noch links noch rechts raakte.

Net als Palnatoki houdt hij nog twee pijlen achter de hand om de koning te doden voor het geval hij faalt, maar de koning straft hem niet omdat hij dat zegt, maar prijst hem juist: “De koning nam dat goed van hem aan, en allen dachten dat het vrijmoedig gesproken was.”

William TellEdit

De bekendste versie van het verhaal staat in de legende van William Tell, die het begin van de Zwitserse revolutie zou hebben ingeluid, eerst geschreven in het 15e-eeuwse Witte Boek van Sarnen, daarna in Aegidius Tschudi’s 16e-eeuwse Chronicon Helveticum, en later de basis voor Friedrich Schillers toneelstuk uit 1804. Tell wordt gearresteerd omdat hij niet buigt voor de hoed die de pas benoemde Oostenrijkse Vogt, Albrecht Gessler, op een paal heeft geplaatst, en Gessler beveelt hem een appel van het hoofd van zijn zoon te schieten met een enkele kogel uit zijn kruisboog. Nadat hij de appel met een enkel schot van zijn hoofd heeft geschoten (vermoedelijk op 18 november 1307), wordt Tell gevraagd waarom hij er meer dan één kogel uit heeft gehaald; eerst antwoordt hij dat het uit gewoonte was, maar als hij de verzekering krijgt dat hij niet zal worden gedood voor een eerlijk antwoord, zegt hij dat de tweede kogel bedoeld was voor het hart van Gessler, mocht hij falen. In het toneelstuk van Schiller motiveert de eis om de appel van het hoofd van de jongen te schieten de moord op Gessler.

Malleus MaleficarumEdit

In de Malleus Maleficarum van Heinrich Kramer uit 1486 (Boek 2, hoofdstuk 16) komt een verwant verhaal voor: Punker van Rohrbach (ook wel gespeld als Puncker of Puncher) in het Boven-Rijnland zou omstreeks 1430 van “een zeer eminent persoon” de opdracht hebben gekregen om zijn buitengewone schietvaardigheid (door Kramer beschouwd als een teken van omgang met de duivel) te bewijzen door een stuiver van de pet op het hoofd van zijn jonge zoon te schieten zonder de pet te verstoren. Ook hij hield een tweede pijl achter de hand om de prins te doden voor het geval hij faalde.

Henning WulfEdit

Henning Wulf, of von Wulfen, van Wewelsfleth in Holstein koos in 1472 de kant van graaf Gerhard en werd verbannen door koning Christian I van Denemarken. In een volksverhaal liet de koning hem een appel van het hoofd van zijn zoon schieten, en een raam in de kerk van Wewelsfleth beeldde de jongen af met een appel op zijn hoofd, doorboord door de pijl, terwijl Henning’s boog ongetogen was maar er nog een pijl tussen zijn tanden zat. Tussen boogschutter en jongen stond een wolf.

William of CloudesleeEdit

In de Northumbrian ballade van Adam Bell, Clym of the Clough, and Wyllyam of Cloudeslee, die een bron was voor Walter Scott’s Ivanhoe, vertelt William of Cloudeslee de koning dat hij een appel op het hoofd van zijn zevenjarig zoontje zal zetten en het er op 120 passen af zal schieten:

Ik heb een zoon van zeven jaar oud;
hij is voor mij volledig deere;
Ik zal hem aan een staak binden-
Iedereen zal hem zien die hier is-
En een appel op zijn hoofd leggen,
En zes passen van hem vandaan gaan,
En ikzelf met een brede arrowe
Zal de appel in stukken hakken.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.