Door Donna Lu
Sommige soorten zeeduivel – het diepzeeproofdier dat een lichtgevend lokmiddel gebruikt om prooien aan te trekken – hebben een bizarre manier om zich voort te planten: ze versmelten met hun partners. We weten nu hoe de vissen weefsels kunnen versmelten zonder een krachtige immuunreactie op gang te brengen. Ze hebben een vreemd immuunsysteem.
Er zijn 168 soorten zeeduivels bekend, die voorkomen op oceaandieptes beneden ongeveer 300 meter. Sommige soorten paren via een proces dat bekend staat als seksueel parasitisme. De mannetjes, die vaak minder dan 10 millimeter lang zijn, hechten zich vast aan het lichaam van het grotere vrouwtje.
Aanhechting
Bij sommige soorten zeeduivels is deze aanhechting tijdelijk. Bij andere is zij permanent: de huidweefsels van de twee vissen versmelten en uiteindelijk verbinden hun bloedsomloopstelsels zich met elkaar, en het mannetje wordt voor voedingsstoffen afhankelijk van zijn partner.
Bij alle andere gewervelde diersoorten zou de fusie van weefsels een aanzienlijke immuunreactie teweegbrengen, omdat het immuunsysteem van een dier cellen aanvalt die het als vreemd herkent – de reden waarom mensen immunosuppressieve geneesmiddelen moeten nemen nadat zij een orgaantransplantatie hebben ondergaan.
Door het DNA van 31 zeeduivelspecimens van 10 soorten te analyseren, ontdekten Thomas Boehm van het Max Planck Instituut voor Immunobiologie en Epigenetica in Freiburg, Duitsland, en zijn collega’s dat fuserende zeeduivelsoorten belangrijke genen voor het immuunsysteem missen.
Alle andere gewervelde dieren hebben een vorm van adaptieve immuniteit, waarbij witte bloedcellen, bekend als T-cellen en B-cellen, het lichaam beschermen door vreemde ziekteverwekkers te herkennen en er specifieke antilichamen tegen te produceren.
“Patiënten met defecten in de adaptieve immuniteit zijn zeer slecht,” zegt Boehm. Maar de zeeduivel lijkt adaptieve immuniteit te hebben ingeruild voor reproductief succes zonder ernstige gevolgen.
Soorten met tijdelijk hechtende mannetjes hadden geen functionele aicda-genen, die nodig zijn om antilichamen te laten rijpen. Soorten die zich permanent vasthechten hadden ook niet-functionerende rag-genen, die nodig zijn om T-celreceptoren te assembleren.
De diepzee is niet geheel verstoken van ziekteverwekkers, dus hoe de zeeduivel zich kan verdedigen tegen infectie blijft een mysterie, zegt Boehm.