Geodes (Grieks γεώδης – ge-ōdēs, “aardachtig”) zijn gewoonlijk zelfstandige bolvormige massa’s van bestendig mineraal materiaal die meestal hol zijn. Het extreem vullen van een geode zodat hij “massief” is, komt ook voor. Sommige mensen noemen volledig gevulde geoden “knollen”, maar de twee benamingen worden niet altijd consequent gebruikt. Geodes verschillen van “nodules” in die zin dat een nodule een vaste massa mineraal materiaal is, maar sommige nodules kunnen een minuscule holte in hun binnenste hebben en het onderscheid tussen een geode en een nodule kan nauwelijks waarneembaar zijn als de holte minuscuul is. Geodes verschillen van vugs in die zin dat geodes vrij van elke matrix kunnen worden afgescheiden, omdat de wanden van geodes sterk genoeg zijn om de integriteit van hun oorspronkelijke vorm te behouden. Geodes verschillen van vugs doordat zij een buitenste minerale laag bezitten die beter bestand is tegen verwering dan het gastgesteente. Als zodanig verweren complete geodes gewoonlijk uit blootliggende gesteenten en hopen zich op in ravijnen, talus, rotsresten, enz. Veel geodes komen voor in woestijngebieden en zijn elluviaal, niet alluviaal, wat betekent dat de geodes niet door water zijn getransporteerd.
De meest voorkomende geodes bestaan overwegend uit kwarts, maar geodes kunnen ook uit andere mineralen bestaan, zoals calciet, goethiet, enz. Veel kwartsgeodes bestaan uit concentrische lagen van verschillende soorten kwarts, zoals chalcedoon, agaat, gewone opaal, en zichtbaar kristallijne kwarts. De volgorde van de soorten minerale lagen varieert naar gelang van de bijzondere ontstaansgeschiedenis van de geodes. Het binnenste van geoden kan ook een grote verscheidenheid van onafhankelijk gekristalliseerde mineralen bevatten: calciet, pyriet, kaoliniet, sfaleriet, milleriet, bariet, dolomiet, smithsoniet en kwarts. Geodes zijn gevonden in gebieden met basaltlava, waar zij holten opvullen die door gasbellen zijn achtergelaten, en in holten in sedimentgesteenten, vooral kalkstenen. Af en toe kunnen geoden worden gedolven, zoals in Brazilië en Uruguay, wanneer het omringende gesteente gemakkelijk van de geodestructuur kan worden gescheiden.
Geoden krijgen vaak een naam die verwijst naar een bepaald kenmerk of mineraal dat ze vertonen, of naar de plaats waar de geode werd gevonden. Veel voorkomende informele namen voor geoden zijn: kwartsgeoden, amethistgeoden, agaatgeoden, enhydrogeoden, Ocogeoden, Keokukgeoden, kokosgeoden, enz. Dondereieren kunnen voorkomen als geodes of als nodules. Zie ook Thunder Egg.
Merk op dat het Spaanse cognaat “geoda” gewoon elke met kristallen beklede vug betekent, zodat de hier gebruikte Engelse betekenis beperkter is.