Weten voor wie je schrijft is van cruciaal belang als je aan het schrijfproces begint. Het meeste schrijfwerk dat je op de universiteit doet, heeft een publiek, dat simpelweg een bepaalde lezer of groep lezers is. Uw publiek zal invloed hebben op uw beslissingen over inhoud, nadruk, organisatie, stijl, en toon.
Bepaal je publiek
Stel eerst je publiekstype vast door te overwegen:
- Wie ze zijn (leeftijd, geslacht, opleiding, economische status, politieke/sociale/religieuze overtuiging)
- Over welk niveau van informatie ze beschikken over het onderwerp (beginner, algemene lezer, specialist of expert)
- De context waarin ze een stuk zullen lezen (in een krant, leerboek, populair tijdschrift, gespecialiseerd tijdschrift, op het internet, enz.)
Ten tweede, beslis in welke categorie uw publiek past:
- Het leken/algemene publiek heeft geen speciale of deskundige kennis van waar u over schrijft. Zij hebben achtergrondinformatie, definities en beschrijvingen nodig om uw artikel te begrijpen. Je schrijft meer voor een lekenpubliek dan voor enig ander publiek op de universiteit. Ook al is je docent een expert op het gebied van je onderwerp, je behandelt hem over het algemeen alsof hij een leek is, maar houdt rekening met wat die docent van je werkstuk verwacht (zie Schrijven voor je docent hieronder).
- Het managementpubliek heeft misschien meer achtergrondinformatie nodig dan het lekenpubliek. Wat het managementpubliek nodig heeft, is relevante achtergrondinformatie, feiten en statistieken om een beslissing te kunnen nemen op basis van wat u schrijft.
- Het deskundige publiek zal over het algemeen over alle noodzakelijke achtergrondinformatie over uw onderwerp beschikken en er vaak meer over weten dan u. Schrijven voor een deskundig publiek impliceert vaak een zeer specifieke schrijfstijl die zeer technisch kan zijn in de manier waarop het wordt geformatteerd, de documentcitaten en de woordenschat die wordt gebruikt.
Schrijven voor je docent
Je kunt je docenten behandelen als lekenpubliek in de zin dat je hen de achtergrondinformatie, definities en beschrijvingen wilt geven die een leek nodig zou hebben om je onderwerp te begrijpen. Schrijven voor je instructeur vereist echter ook dat je je ideeën structureert op een manier die geschikt is voor een academische paper.
Je instructeur zal willen weten wat je weet. Het is belangrijk voor hem dat je duidelijk en nauwkeurig kunt verwoorden wat je weet. De manier waarop je je ideeën organiseert en uitdrukt, kan net zo belangrijk zijn als de ideeën zelf.
Bedenk dat je docenten zijn opgeleid als zorgvuldige lezers en critici. Ze verwachten accurate informatie, standaardgrammatica, correcte spelling, correct opgemaakte papers en logisch gepresenteerde ideeën. Ze verwachten dat je je generalisaties onderbouwt met specifieke voorbeelden en dat je je eigen conclusies trekt op basis van de gegeven voorbeelden.