Definitie
zelfstandig naamwoord
De fase die volgt op de metafase en voorafgaat aan de telofase van celdelingen (d.w.z. mitose en meiose), en gekenmerkt wordt door de scheiding en beweging van chromosomen van de metafaseplaat naar de polen van de spindel
Aanvulling
Celdelingen bij eukaryoten, met name mitose en meiose, zijn belangrijk omdat ze aanleiding geven tot nieuwe cellen. Mitose produceert twee cellen die genetisch identiek zijn. Meiose produceert vier cellen die genetisch verschillend zijn en waarin de chromosomen tot de helft gereduceerd zijn. Zowel mitose als meiose bestaan uit chronologische fasen: (1) profase, (2) metafase, (3) anafase, en (4) telofase. Aangezien de meiose bestaat uit de eerste en tweede meiose-deling, komen deze fasen twee keer voor, elk aangeduid als I en II.
Anafase is de fase die volgt na de metafase, d.w.z. wanneer de chromosomen zich op de metafaseplaat uitlijnen en microtubuli zich aan de kinetochores hechten. Tijdens de anafase bewegen de chromosomen nu in de richting van de polen van de spindel.
In de meiose komt de anafase twee keer voor, namelijk anafase I bij de eerste meiotische deling en anafase II bij de tweede meiotische deling.
Woordoorsprong: Latijn of Grieks aná (“rug”) + fase, phásis (“verschijning”)”
Zie ook:
- celcyclus
- celdeling
- mitose
- meiose
- interfase
- profase
- metafase
- telofase
- chromatine
chromosoom
Gerelateerde term(en):