Wat zijn alpaca’s?
Alpaca’s komen oorspronkelijk uit de Altiplano (Spaans voor hoogvlakte) in west-centraal Zuid-Amerika. Dit gebied van de Andes strekt zich uit over de grenzen van Peru, Chili en Bolivia en ligt gemiddeld bijna 4000 meter boven de zeespiegel.
Alpaca’s behoren tot de kameelachtigen, nauw verwant aan de lama. Er zijn vier soorten Zuidamerikaanse kameelachtigen – lama’s (Lama glama) en alpaca’s (Vicugna pacos) zijn gedomesticeerd en vicuna’s (Vicugna vicugna) en guanaco’s (Lama guanicoe) blijven in het wild en zijn beschermde diersoorten. Alle vier komen voornamelijk voor in Peru in het Andesgebergte, met kleinere aantallen in Chili en Bolivia.
Aangenomen wordt dat de alpaca en de lama meer dan 6000 jaar geleden uit de wilde soorten vicuna en guanaco zijn gedomesticeerd. De alpaca werd in de eerste plaats ontwikkeld als een dier dat vacht produceert, met vlees als een secundair product.
Huacaya alpaca
Huacaya’s zien er zo uit omdat hun vezels verticaal uit hun huid groeien in kleine bundels met een strak gekroesde golf, waardoor de vacht verticaal van de huid af komt te staan, wat het een ‘Teddy Bear’-look geeft. De huacaya-vezel heeft meer weg van een wollen productieproces.
Suri Alpaca
Het suri-uiterlijk is te danken aan zijn vezel die in bundels/lokken uit de huid groeit zonder enige gekroesde golf. Hierdoor draaien de suri lokken en hangen ze langs de flanken van de alpaca naar beneden, waardoor ze er uitziet als een Wensleydale schaap. De suri vezel op zijn best is verwant aan zijde en leent zich voor het kamgaren productieproces. Het wordt steeds meer gebruikt voor herenkleding en jassen.